De cannabiszomer van 2014
Door Maurice Veldman | 02-10-2014
Het was een zomer vol tegenstrijdige berichten. Mag een coffeeshophouder nu wel of geen stash hebben? Als je wordt gepakt met een stash, hoe rekent de strafrechter met je af? En wat zijn dan de consequenties voor de vergunning van de coffeeshop? Ben je dan de winst van de coffeeshop aan het witwassen of niet? Hoe zit het fiscaal gezien? Moet een stash nu wel of niet in de boekhouding staan? En wat doen de Bibob terriërs die kantoor houden in het ministerie van Veiligheid en Justitie, lieden die zich ten doel gesteld hebben om al wat naar de groene top riekt te verdelgen? Er blijken in een kort tijdsbestek enorme verschillen te zijn ontstaan tussen de rechtszaal en de harde politieke lijn van de minister. Daarom worden de verschillen in deze column nader belicht.
Veel retorisch taalgebruik
De recente justitiebegroting staat bol van termen als ‘veiligheid’ en belooft veel als het gaat om het grondig aanpakken van de georganiseerde misdaad. De woorden ‘robuuste aanpak’ zijn treffend voor het hoge blaaskaakgehalte en de loze spierballentaal van deze minister. De vraag naar de geloofwaardigheid van deze minister dringt zich op. Bovenal rijst de vraag in hoeverre minister Opstelten het heeft over cannabistelers en coffeeshops. Want als hij spreekt over de door hem zo verfoeide drugscriminaliteit heeft deze minister het over ‘criminele machtscentra’. Hij noemt dit ‘ondermijnende criminaliteit’, dat ‘flagrant norm overschrijdend gedrag’ tot gevolg heeft waaruit ‘een schijn van onaantastbaarheid’ voortvloeit. Het bestrijden van cannabisteelt geniet de hoogste prioriteit. Er is sprake van vermenging van de boven- en onderwereld, aldus nog steeds deze minister. Maar hoe oordeelt de rechter over deze boven- en ondermensen? Heeft het nog zin om eenheden van de nationale politie (‘robuuste basisteams’) los te laten op cannabisondernemers?
Rechter trekt zich weinig aan van minister Opstelten
Dat de rechter zich niet laat leiden door de taal van de minister en zich terdege bewust is van de bijzondere positie van de coffeeshophouder toont de groteske ommezwaai in de jurisprudentie die deze zomer plaatsvond. Tot dit jaar was het zo dat iedere cannabiswinkelier bevreesd moest zijn voor de consequenties als hij werd gepakt met een voorraad cannabis buiten de coffeeshop. Sinds korte tijd wordt hij niet meer bestraft als hij uitlegt dat deze voorraad is bestemd voor zijn coffeeshop. Als hij deze voorraad in zijn boekhouding heeft vermeld geldt als bijkomend voordeel dat hij een puike fiscale aftrekpost heeft voor het geval hij wordt gepakt door de politie of wordt bestolen van de cannabis die hij elders heeft liggen voor het bijvullen van de coffeeshop. In dat geval kan je bovendien niet langer veroordeeld worden voor het witwassen van winsten die je in de coffeeshop hebt gekocht. Dat was tot deze zomer allemaal heel anders.
Het opvoeren van een voorraad buiten de coffeeshop mag ten slotte sinds deze maand geen aanleiding zijn voor een negatief Bibob advies. Kortom: In de rechtspraak is de wind gekeerd ten gunste van de coffeeshop. Daar kan de altijd brommende minister niets aan veranderen.
Maar zijn deze juridische ontwikkelingen ook in de politiek zichtbaar? Dat is niet helemaal duidelijk. De grote politieke partijen lijken in toenemende mate overmand door twijfel over het volkomen vastgelopen beleid als het om cannabis gaat.
Wel duidelijk is dat intussen nog altijd twee gedrochten van nieuwe wetgeving in de wacht staan om ingevoerd te worden. Het eerste wetsvoorstel is de 15% THC maatregel waarover volgende week in het ministerie van VWS uitvoerig wordt gedebatteerd. Daarover zal ik nog nader verslag doen.
Het tweede wetsvoorstel behelst de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen van softdrugsdelicten, kortom: de strafbaarstelling van growshops. Dit voorstel kan inmiddels worden gerekend tot het langst liggende wetsvoorstel in de geschiedenis van dit kabinet. Er is geen voorstel dat vaker is uitgesteld voor beraad in de Eerste Kamer dan dit. Na eerder dit jaar oeverloos op de lange baan te zijn gesteld stond de behandeling uiteindelijk gepland voor 7 oktober. Ook dit is vorige week weer uitgesteld, dit keer tot 4 november. Er lijkt voorzichtig toch echt enige twijfel over nut en noodzaak te ontstaan, ook bij het CDA en de PVV. De Eerste Kamer wil het debat in de Tweede Kamer afwachten dat staat gepland voor 16 oktober. De toenemende twijfel over de harde lijn van Opstelten is niet in de laatste plaats ingegeven door zijn botte afwijzing eerder deze maand in de Eerste Kamer van alle kritiek op zijn weigering om iets te doen aan de zinloze strijd tegen de teelt van cannabis.
Deze botte afwijzing klinkt ons bekend in de oren en geeft blijkt van een robuust staaltje van onvermogen van deze minister. Wij kijken intussen met belangstelling uit naar de mening van de volksvertegenwoordiging.
Amsterdam, 29 september 2014