De Growshopwet en de verkoop van cannabiszaden
Door Maurice Veldman | 22-04-2015
De Growshopwet heeft de laatste tijd de gemoederen flink verhit. Er is al veel over gezegd, maar één bijzonder belangrijk punt is onderbelicht gebleven. Dat is de vraag naar de mogelijke strafbaarheid van de verkoop van hennepzaden. Dit is actueler dan ooit. Daarover gaat het deze week.
Verkoop van cannabiszaad strikt genomen toegestaan
De verkoop van cannabiszaden is niet verboden, zo staat in de Opiumwet te lezen. Ook het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen uit 1961 bepaalt dat cannabiszaden buiten het bereik van de verbodsbepaling vallen. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Gewoon doorgaan met verkopen, denkt menigeen. Maar schijn bedriegt. Als je cannabiszaden verkoopt, die qua aantal duidelijk zijn bestemd voor de grootschalige of beroepsmatige teler, dan val je wel degelijk onder het bereik van art. 11A Opiumwet, ook wel Growshopwet genoemd.
Met andere woorden: de professionele verkoper van gefeminiseerde cannabiszaden moet op zijn hoede zijn. Zeker als hij zich op zodanige wijze etaleert dat hij overduidelijk de beroepsmatige teler bedient. Maar wanneer doet hij dat? Simpele vraag, lastig te beantwoorden.
Een vogelvlucht door de jurisprudentie leert dat de rechter, die moet oordelen over beroepsmatige teelt, snel zijn toevlucht neemt tot de uitleg van de teelt voor eigen gebruik zoals wordt beschreven in de gedoogregels van cannabis. Met deze vijf planten regel is tevens bepaald dat je niet al te professioneel tewerk mag gaan met kweekkas, lampen, afzuiger etc.
Wat dit laatste betreft lijkt de soep niet zo heet te worden gegeten, getuige een uitspraak van de hoogste bestuursrechter in uitkeringszaken vorige maand. Iemand die vijf planten had staan in een kweekkas met allerlei bekende hulpmiddelen moest van de burgemeester van Amsterdam zijn uitkering inleveren omdat hij inkomsten uit hennepteelt zou hebben verzwegen. De Amsterdamse burgervader moest echter bakzeil halen.
De hoogste bestuursrechter (Centrale Raad van Beroep) oordeelde dat de persoon in kwestie uitsluitend teelde voor eigen gebruik. Van bijverdiensten in de vorm van geldelijk gewin was geen sprake. Dit, ondanks de professionele hulpmiddelen die hij gebruikte. Weg was de claim van de burgemeester.
Het gaat dus niet zozeer om de manier waarop je vijf planten kweekt, als wel om de reden waarom. Uitsluitend voor eigen gebruik is het telen van maximaal vijf planten geoorloofd, zelfs als de opbrengst van één oogst aanzienlijk is. De Hoge Raad oordeelde dat de teler van een opbrengst van ruim twee kilo cannabis afkomstig van een oogst van vijf planten in een achtertuin niet vervolgd mag worden. De kleine thuisteler hoeft zich dus echt geen zorgen te maken.
Maar wat heeft de zadenverkoper hieraan? Is hij strafbaar als hij tien, twintig of meer zaden in één transactie verkoopt?
De strafbaarheid van de zadenverkoper is naar verwachting afhankelijk van de hoeveelheid zaden die hij in één transactie aan dezelfde consument verkoopt.
Het wordt problematisch als je leest hoe rechters oordelen over bedrijfsmatige teelt. Als we bezien hoe gemakkelijk rechters oordelen dat sprake is van beroepsmatige teelt dan doet dit het ergste vrezen. De hoogste bestuursrechter die moest oordelen over het terugvorderen van een WAO uitkering vond 34 planten met apparatuur beroepsmatig.
Dit wil niet zeggen dat de strafrechter die over art. 11a Opiumwet moet oordelen ingeval van verkoop van zaden elke transactie van meer dan 5 zaden strafbaar zal oordelen. De wetsgeschiedenis maakt duidelijk dat de lat veel hoger kan liggen omdat het primair gaat om de grote, professionele teelt een halt toe te roepen. Als iemand twintig planten in zijn tuin heeft staan voor uitsluitend eigen gebruik is het zeer verdedigbaar dat de verkoop van 20 zaden aan deze persoon niets te maken heeft met het voorbereiden van beroepsmatige teelt en dus niet strafbaar is. Dit zal in de rechtspraak moeten worden uitgemaakt.
Geen rechtseenheid
Het grote probleem van de anti growshopbepaling is dat vanwege de uiterst vage bestanddelen als ‘beroepsmatige teelt’ en ‘ernstige reden om te vermoeden dat…’ de rechter de vrije hand krijgt om te doen wat hem goeddunkt. Dat blijkt in de praktijk tot kolderieke uitspraken te leiden. Rechtseenheid is ver te zoeken.
Het kan nog erger…
Het gerechtshof te Arnhem was de mening toegedaan dat slechts negen planten (!) aan te merken viel als beroepsmatige teelt, omdat de opbrengst niet uitsluitend bestemd was voor eigen consumptie. Dit gaat wel heel ver, de teler moet er echt voor zorgen dat hij voor eigen gebruik teelt en er mogen geen aanwijzingen voor het tegendeel zijn. Zolang hij of zij zich hieraan houdt is er niks aan de hand. Overigens is het allerminst duidelijk dat deze uitspraak van het Arnhemse gerechtshof uit 2008 anno 2015 bij de uitleg van beroepsmatige teelt en de verkoop van cannabiszaden gevolgd zal worden.
Het Gerechtshof te Den Bosch oordeelde in 2012 in een strafzaak dat een kwekerij met 159 planten bestemd voor de verkoop als beroeps- of bedrijfsmatig viel aan te merken.
Het gaat echt om de intentie van de kweker om primair voor geldelijk gewin te telen. Het bewijsproblemen bij de verkoop van cannabiszaden voor justitie is dat de verkoper ernstige reden moet hebben om te vermoeden dat hij de beroepsmatige teelt bedient. De verkoop van meer zaden van vijf betekent niet automatisch dat is voldaan aan de delictsomschrijving van art. 11 a Opiumwet.
Het venijn zit hem in het feit dat handelen dat voor 1 maart jl. geheel legaal was thans in een nieuwe zelfstandige strafbaarstelling ook voor de verkoop van cannabiszaden consequenties kan hebben.
Vervolging in Nederland?
Een gevolg hiervan zal kunnen zijn dat in Nederland verkopers van zaden die zijn bestemd voor de beroepsmatige teelt vervolgd kunnen gaan worden. De vraag of dit zo is hangt af van de concrete omstandigheden per geval. Als een aanbieder van cannabiszaden op internet het mogelijk maakt dat één koper honderd of tweehonderd zaden in één transactie kan kopen dan is het voor het OM natuurlijk makkelijker te bepleiten dat een dergelijke hoeveelheid bedoeld zal zijn voor de professionele hennepteelt, dan wanneer iemand 5 zaadjes verkoopt. Als een verkoper op internet maximaal vijf zaden per transactie aanbiedt en de boodschappenwagen dicht gaat als een koper met hetzelfde Ip-nummer of bankrekening meer dan vijf zaden in een bepaalde periode af wil nemen, dan heeft hij er toch echt alles aan gedaan om niet aan de beroepsmatige teler te verkopen. In zijn geval is niet voldaan aan de voorwaarde dat hij ernstige reden had om te vermoeden dat hij aan de bedrijfsmatige teler zaden levert.
Maar wat als iemand 20 zaden verkoopt of 50 of zelfs 100? Moet dan leverancier er dan ook per definitie ernstig rekening mee houden dat de zaden zijn bestemd voor de door de wetgever beoogde professionele hennepteelt? Ik heb daar allerlei gedachten over. Maar op dit moment is het antwoord niet eensluidend te geven. Het is nadrukkelijk aan de rechter om de grenzen te trekken. Duidelijk is wel dat de verkoper van cannabiszaden niet kan worden verweten dat deze in een kwekerij met allerlei hulpmiddelen worden geteeld waardoor de teelt bijna automatisch beroepsmatig wordt. Hiervan zal de gemiddelde zadenverkoper niet op de hoogte (kunnen) zijn. Belangrijkste indicator zal naar verwachting het aantal verkochte zaden zijn in relatie tot allerlei bijkomende omstandigheden, zoals de wijze van afficheren. De rechter moet het oordeel vellen.
Vervolging in het buitenland?
Een tot nu toe onvoldoende onderkende consequentie van de strafbaarstelling van art. 11A Opiumwet (Growshopwet) is dat andere landen de over- of uitlevering kunnen verzoeken van personen die worden verdacht van overtreding van de growshopbepaling.
Doordat in Nederland sprake kan zijn van strafbaar handelen kunnen andere landen de over- of uitlevering verzoeken van personen die betrokken zijn bij deze handel. Dit geldt alleen als deze personen in Nederland niet worden vervolgd voor deze verkoop.
Vluchten kan niet meer
Een veel gehoord geluid is dat de handel zich verplaatst naar bijvoorbeeld Spanje. Dat zal een mogelijke strafvervolging niet voorkomen. Vluchten kan niet meer, want in landen als Spanje en Duitsland kun je via de algemene leerstukken als medeplichtigheid vrij eenvoudig betrokken worden bij hennepteelt door de verkoop van zaden. In Spanje gebeurt dat niet, maar dit is geen garantie voor de toekomst en doet niet af aan het feit dat ook daar het faciliteren van grootschalige hennepteelt strafbaar kan zijn.
België?
In België is sinds maart 2014 een Growshopwet van kracht die nog strenger is dan de Nederlandse. De maximale gevangenisstraf is vijf jaar. Dat de Belgen tot nu toe geen gebruik maken van deze wet is geen garantie dat dit toekomstig ook niet zal gebeuren.
Laten we niet bij de pakken neer zitten. Ik heb de Nederlandse justitie gevraagd snel met een duidelijk standpunt te komen. Hierover wordt op korte termijn overleg gevoerd.
Iedereen heeft immers behoefte aan en recht op duidelijkheid.
Wordt vervolgd.
Amsterdam, 21 april 2015